Kijk op de wijk

Wijkkrant december 2002

‘Joost mag het weten’ is een veel gebezigde uitdrukking in onze wijk. Onze opbouwwerker heet namelijk Joost en hij weet ontzettend veel van alles wat met onze wijk te maken heeft. We hebben erg ons best moeten doen om hem over te halen een interview te geven want, zoals hij het zelf zegt; ‘Een opbouwwerker werkt als een regisseur op de achtergrond en moet niet teveel op de voorgrond treden’. Hij is echter een zeer enthousiaste en gedreven persoonlijkheid en het doet ons dan ook veel plezier dat hij iets over zichzelf en zijn werk wil vertellen.

Joost Bos komt van oorsprong uit Rotterdam. Dankzij de studie en later ook de werkplek van zijn echtgenote is hij in Arnhem terecht gekomen. Hij woont nu al weer 22 jaar op De Boulevard. Destijds had het Spijkerkwartier een hele slechte naam, maar de buurt beviel hem wel. ‘Het was heel wat anders dan de burgerlijke nette arbeiderswijk waar ik vandaan kwam. Hier was het een beetje een ongeorganiseerde puinhoop, met een hele losse en leuke sfeer.’ Pas een paar jaar later zou Joost een bijdrage gaan leveren aan de leefbaarheid van de wijk.

Dat begon eigenlijk met zijn eigen tuin. De woestenij die het was heeft hij verdreven door een moestuintje met een groentekas, een kippenhok en een stukje gras. Toen kwam het binnenterrein achter zijn tuin beschikbaar en de gemeente had bedacht daar een parkeerplaats te maken. Een paar bewoners hebben daar echter fel tegen geprotesteerd en kwamen met het idee daar een binnentuin aan te leggen. 'Dat was een uniek initiatief. De buurt was verpauperd, er was van alles aan de hand en er was nog geen sprake van wijkgericht werken. De gemeente wilde in eerste instantie ook helemaal niet meewerken.’ Joost werd een van de trekkers en woordvoerders van het project dat later de ecologische tuin zou worden. Inspraak was lastig en er waren ook financiële knelpunten. Dankzij de toenmalige wijkcoördinator Coen Snellebrand is het echter wel gelukt. ‘Hij heeft het project gered. Binnen de gemeente was Coen een vrijdenker en hij steunde onze ideeën. Zonder zijn inzet was het nooit gelukt.’ Er moest nog vele zaterdagen gewerkt worden voor de opening in ’86, maar toen was de eerste binnentuin een feit.

Ondertussen was Joost bezig om zich het fietsenmakersvak eigen te maken. Dankzij een erfenis beschikte hij ineens over een complete gereedschapset en door cursussen en veel lezen leerde hij fietsen maken. Vervolgens kwam hij te werken in een fietsenzaak in de Spijkerlaan. Die zaak moest nog opgebouwd worden en juist dat vond hij erg leuk. ‘Ik maak graag van niets van iets. En we hadden wilde plannen. Onze fietsenzaak moest een wereldzaak worden, de beste van de stad. En ik vind dat dat gelukt is! Moet je kijken wat een mooie winkel er nu in de Steenstraat is. Dat is voortgekomen uit de zaak op de Spijkerlaan en alle verbouwingen en moeite die wij gedaan hebben.’ Bos vertelt enthousiast over die tijd en je kunt aan hem zien dat hij geen spijt heeft gehad van de negen jaar dat hij fietsenmaker is geweest.

Daarnaast deed hij trouwens nog tal van andere dingen, want hij maakte ook nog muziek, renoveerde zijn eigen huis, bracht een ecologische beplanting aan in zijn eigen tuin, maakte wijn in de kelder en was ook nog met de wijk bezig. Het terrein van de huidige watertuin kwam namelijk beschikbaar en ook daar hadden de bewoners mooie plannen voor bedacht. Dit keer stond de gemeente er dankzij de goede ervaringen met de ecologische tuin veel positiever tegenover en ook de tijdsgeest werkte mee. De milieubeweging en –wetgeving kwamen opzetten en het thema ‘de natuur terug in de stad’ was in de mode. Er werden andere en meer bewoners bij betrokken en daaruit is de nu nog zeer actieve groengroep ontstaan.*

In die tijd is Joost ook lid geworden van de werkgroep Spijkerkwartier en al gauw speelde hij daar een zeer actieve rol. Er was te veel horeca, kamerverhuur, drugsoverlast, prostitutie, verpaupering, problemen met bestemmingsplannen, kortom er was van alles aan de hand. ‘We gingen praten met de gemeenteraad en hebben fracties uitgenodigd om zelf in de wijk te komen kijken. Wij hebben als werkgroep geprobeerd een visie te ontwikkelen om de wijk en de leefbaarheid te verbeteren.’ Je kunt de bevlogenheid van zijn gezicht aflezen. Hij werkte veel samen met de toenmalige opbouwwerker en toen die eind ’96 wegging werd Joost gevraagd het over te nemen. ‘Ik vond het doodeng. Ik kende natuurlijk wel heel veel mensen en kende de wijk heel goed, maar ik had geen beroepsmatige kijk. Toch vond ik het ook erg spannend en omdat het in eerste instantie tijdelijk zou zijn heb ik ja gezegd.’ Dat tijdelijk werd een paar keer verlengd tot hij een vast contract kreeg en nu is Joost al weer 6 jaar onze opbouwwerker.

Op de vraag wat een opbouwwerker nou precies doet kijkt hij even zeer nadenkend voor zich uit. ‘Daar wordt verschillend over gedacht. De naar mijn mening ouderwetse opvatting is dat de opbouwwerker vrijwilligers naar zelfstandig functioneren begeleidt en zichzelf overbodig maakt. Zelf vind ik het veel meer een continu proces van het activeren en actief houden van bewoners en hun betrokkenheid. Als je dat los laat ebt het weg. In onze wijk hebben we veel kwaliteit onder de bewoners, maar ze hebben weinig tijd. Als je initiatieven niet aanstuurt, begeleidt, routes uitzet en een stukje procesbewaking doet, worden gestelde doelen niet gehaald en dan raak je de betrokkenheid kwijt. En daar gaat het nu juist om. Alleen dan kun je met elkaar dingen voor elkaar krijgen.’ Een opbouwwerker heeft een spilfunctie op wijkniveau. Hij speelt zaken van bewoners door aan gemeentelijke instellingen en zorgt er ook voor dat er iets mee gedaan wordt. Hij is er in eerste instantie voor de belangen van de bewoners. Joost is in dienst van Rijnstad, dat weliswaar door de gemeente gesubsidieerd wordt, maar in principe een onafhankelijke instelling is. Vanuit zijn functie als opbouwwerker is hij lid van het wijkteam, het wijkplatform, de redactie en niet te vergeten het Lommerd team. Binnen al deze teams initieert en controleert hij het proces en is hij is volop bezig met wijkgericht werken.** Daarnaast is hij adviseur van diverse bewonersorganisaties waaronder werkgroep Spijkerkwartier en de groengroep.

Hij is tevens de drijvende kracht achter de verbouwingen van De Lommerd. Vanwege zijn eigen praktische ervaring heeft hij een aardig bouwkundig inzicht en goede ideeën over het functioneel maken van ruimtes en oplossingen om van De Lommerd een ‘buurthuis nieuwe stijl’ te maken. Ook hier komt het opbouwen van niets naar iets weer naar voren. ‘Bewoners moeten hier terecht kunnen voor allerlei activiteiten en zich hier ook thuis voelen.’ De laatste jaren is er geschilderd, gerenoveerd, een nieuwe bar gebouwd, een nieuwe vergaderruimte ingericht, een zolderverdieping gecreëerd en is er een computerlokaal gekomen. Dat laatste heeft de oprichting van de digitale speelplaats mogelijk gemaakt en daarvoor heeft Joost de Rijnstad award 2002 gekregen. ‘Er zijn nog veel meer verbouwingsplannen, maar ja, dat is vooral een financiële kwestie’ verzucht Joost. Hij zit boordevol ideeën en energie. Regelmatig loopt hij naar een van de kaarten of foto’s die aan de muur hangen om iets aan te wijzen of te verduidelijken. Alles is gearchiveerd in mappen en hij kan alles wat er in de wijk gebeurd is tot op de straat en soms zelfs het huisnummer terug vinden.

Joost doet veel op de achtergrond aan communicatie, informatie verstrekking en het organiseren van allerlei zaken, maar treedt niet vaak op de voorgrond waardoor het moeilijk is zijn verdienste helder te maken. ‘Ik vergelijk mezelf wel eens met een coach van een voetbalelftal die als de wedstrijd gespeeld wordt in de kleedkamer achter moet blijven.’ In tegenstelling tot het voetbal dreigt hier de coach ontslagen te worden als het team goed presteert, want het opbouwwerk in onze wijk staat ter discussie. De gemeente vindt dat het zo goed gaat in onze buurt dat we de opbouwwerker wel kunnen missen. Joost vraagt zich af of er wel op de goede manier over nagedacht wordt. ‘Er is altijd regie nodig en de klus is voor mijn gevoel nog niet af. De prostitutie is nog niet weg en ik zou graag willen meewerken aan de nieuwe woonfunctie in dat gebied, de bestemmingsplannen en het verkeersplan. Als dat allemaal geregeld is heb ik mijn doelen bereikt.’ Als het echt niet anders kan, zal hij vertrekken, maar wel met pijn in zijn hart omdat hij zich afvraagt of het dan ooit wel af komt. Het liefst zou hij nog een paar jaar blijven. Want, zoals hij zelf zegt, ‘Ik heb een moordbaan. Het is ontzettend afwisselend en ik heb een grote mate van zelfstandigheid om de dingen te regelen zoals ik denk dat het goed is. Ik heb met heel veel verschillende mensen te maken en dat maakt het erg leuk.’

Laten we hopen dat we nog lang van deze inspirerende en actieve opbouwwerker mogen genieten en dat we met elkaar nog veel in onze wijk kunnen bereiken.

Pauline Meijwaard